Op 1 juli jl. hebben de professoren De Ruyver en Fijnaut mij nader geïnformeerd over de door u aan hen verstrekte onderzoeksopdracht inzake de drugsproblematiek in de Euregio Maas-Rijn. Een onderzoek dat ik graag ondersteun aangezien dit naar mijn stellige verwachting zal bevestigen dat de drugsproblematiek daarmee Maastricht en omliggende gemeenten reeds lang geconfronteerd wordt, feitelijk een problematiek is van de gezamenlijke Euregio. Een problematiek die weliswaar in de beeldvorming voor een groot deel is gericht op de stad Maastricht vanwege de aanwezigheid van coffeeshops, maar aan den lijve in diverse gradaties in de hele Euregio wordt gevoeld.
Zoals u bekend is heeft de gemeenteraad van Maastricht unaniem het besluit genomen de drugsgerelateerde overlast aan te pakken door onder meer een deel van de coffeeshops uit het centrum te spreiden naar plaatsen die beter controleerbaar zijn (de Operatie Coffeecorner). In de raadsvergadering van oktober staat dit onderwerp geagendeerd met als doel besluiten te nemen omtrent de verdere uitvoering van de spreiding. Dit nadat het afgelopen jaar deze uitvoering veel vertraging heeft opgelopen en besluitvorming door de raad keer op keer is uitgesteld teneinde ruimte te bieden voor (Eu-)regionaal overleg.

Onlangs heb ik van de heer Fijnaut vernomen dat het aanvankelijke streven om in september de concept-resultaten van het onderzoek te presenteren niet haalbaar is, en dat thans gemikt wordt op presentatie hiervan in de periode oktober/november 2008. Dit zou betekenen dat de resultaten van het onderzoek in de besluitvorming van onze raad in oktober niet meegenomen kunnen worden. Ik vind het belangrijk dat de onderzoeksresultaten uit het rapport Fijnaut/De Ruyver een plek krijgen in de bestuurlijk-politieke afweging die de gemeenteraad in dit Coffeecornerdossier wil maken. Dit omdat ik hoop dat het onderzoek niet alleen een gedragen oplossingsrichting voor het Euregionale drugsprobleem zal aanreiken, maar tevens vanuit deze
Euregionale context concrete handvaten zal bieden voor het bestrijden van de drugsoverlast waarmee mijn stad dagelijks geconfronteerd wordt.

Vandaar dat ik 15 september jl. de voorzitters van onze raadsfracties met klem heb voorgesteld de in oktober voorziene besluitvorming nog eenmaal te verdagen naar de raadsvergadering van 18 november aanstaande. De Raad wil dit doen, maar tekent hierbij wel aan met het eigen beleid door te gaan indien het onderzoek geen concrete oplossing biedt voor de Maastrichtse drugsproblematiek en de hiermee verband houdende overlast die mensen in de wijken dagelijks voelen.

Indien deze oplossing niet in de onderzoeksresultaten besloten ligt, zal de raad naar verwachting het spreidingsbeleid met nog meer vastberadenheid verder voortzetten. Verder uitstel is niet meer bespreekbaar.
Het Maastrichtse spreidingsbeleid wordt door de aangrenzende gemeenten gezien als een beleid gericht op het verplaatsen van overlast en ontmoet vanuit dit beeld veel weerstand. Echter, juist wanneer Maastricht alleen maar inzet op een strenge repressieve aanpak (het "knuppelen" van overlastgevers uit de stad) zal verplaatsing van overlast naar de omgeving optreden. Juist daarom is in Maastricht voor een bredere aanpak gekozen.

Pogingen om deze beeldvorming weg te nemen beheersen mijn agenda. Vanaf maart 2004 heb ik tot heden ruim 110 drugsgerelateerde gesprekken, bijeenkomsten en interviews aan dit thema gewijd, waarvan in ieder geval 32 direct gerelateerd aan de dialoog met buurgemeenten in de regio en België. Dit spanningsveld voor u geschetst hebbend, spreek ik de hoop uit dat het onderzoeksrapport van de heren Fijnaut en De Ruyver eind oktober beschikbaar zal zijn zodat dit meegenomen kan worden in de voorbereiding van de raadsvergadering van november.

Voorzover dit niet mogelijk blijkt wil ik u verzoeken te bevorderen dat ik in ieder geval eind oktober aanstaande richtinggevend geïnformeerd wordt omtrent de te verwachten Euregionale conclusies uit het onderzoek van de heren Fijnaut en De Ruyver en de mogelijke perspectieven die hieruit voort kunnen vloeien
voor het concreet oplossen van de Maastrichtse drugsproblematiek.

Een afschrift van dit schrijven heb ik per gelijke post aan de heren Fijnaut en De Ruyver doen toekomen, evenals aan de voorzitters van de raadsfracties in Maastricht.

Met de meeste hoogachting,

De Burgemeester van Maastricht,
drs. G.B.M. Leers,